
Jurisprudentie
AA5995
Datum uitspraak2000-02-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/1942
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/1942
Statusgepubliceerd
Uitspraak
he
Gerechtshof Arnhem
Eerste enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/1942
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst Registratie en successie P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
aanslagnummer : 1
mondelinge behandeling : op 10 februari 2000 te Arnhem door mr De Kroon, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier
soort belasting : overdrachtbelasting
waarbij verschenen : belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur
Gronden:
1. Belanghebbende is landbouwer. Bij akte van 16 december 1996 heeft hij 17.40.90. ha grond in eigendom verkregen.
2. Belanghebbende had reeds een groter oppervlak dan het verkregene aan landerijen langer dan vijf jaar in eigendom. De afstand tussen de verkregen landerijen en die reeds in eigendom waren bedraagt 7200 meter.
3. De dienst Laser, regio Noord van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, heeft op 29 januari 1997 belanghebbendes verzoek om een verklaring af te geven dat de onderhavige verkrijging in het belang is van de verbetering van de landbouwstructuur, niet ingewilligd.
4. In de koopakte is een beroep gedaan op vrijstelling van overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 15, lid 1, onderdeel q van de Wet op de belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet). Bij de registratie van de koopakte is geen overdrachtsbelasting voldaan.
5. De Inspecteur heeft met dagtekening 25 februari 1998 aan belanghebbende ter zake van de verkrijging een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd, omdat geen sprake is van naburigheid van de verkregen grond ten opzichte van de landerijen die al meer dan vijf jaar bij belanghebbende in eigendom zijn.
6. De eis van naburigheid van de verkregen grond ten opzichte van reeds langer dan 5 jaar in eigendom zijnde landerijen is naast de voorwaarde van verbetering van de landbouwstructuur een zelfstandige eis.
Naburig betekent nabijgelegen. Weliswaar is dat niet synoniem met aangrenzend, maar duidt wel op een beperkte onderlinge afstand. Van een afstand van 7200 m kan, ook in de huidige tijd, niet worden gezegd dat sprake is van naburigheid. Reeds om die reden is de vrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel q van de Wet in dezen niet van toepassing. Aan de beantwoording van de vraag of in dit geval sprake is van verbetering van de landbouwstructuur wordt dan niet toegekomen.
7. Belanghebbendes beroep is ongegrond.
Proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
Beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2000 te Arnhem door mr De Kroon, raadsheer, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 maart 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ¦ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.